OVER DE DAS
DAS IN NOOD
MELDINGEN
HULP & INFO
HULP & INFO
STEUN DAS & BOOM

Verspreiding


Dassen geven de voorkeur aan hoog en droog gelegen woonplaatsen. De afstand naar grazige beekdalen, rivieruiterwaarden of andere voedselgebieden mag niet te groot zijn. Ze houden van een kleinschalig weide- of akkerlandschap bij bosranden of houtwallen, maar ook in meer open terreinen, zoals heidevelden komen dassen voor. Het landschap moet voldoende dekking en voldoende voedselaanbod bieden en, als het even kan, zo weinig mogelijk verstoring. Bij dat laatste criterium zal in Nederland het nodige water bij de wijn moeten; er zijn vrijwel geen dassenterritoria, die niet worden doorsneden door wegen, of op zijn minst in de nabijheid liggen van wegen, dorpen of steden.

In de eerste helft van de vorige eeuw is op grote schaal jacht gemaakt op Nederlandse dassen. De stand daalde van meer dan 12.000 in 1900 naar ongeveer 1200 in 1960. In 1947 is de das onder bescherming van de Jachtwet gebracht. Daarmee werd de dassenjacht stilgelegd. Alleen in geval van schade verleende de overheid een speciale vergunning om dassen te doden. Daarvan werd tot 1960 evenwel gretig gebruik gemaakt. In dat jaar stopte de overheid met de verstrekking van dergelijke vergunningen. In 1980 waren er in heel Nederland nog maar 1200 dassen. Het groeiende autoverkeer zorgde voor steeds meer verkeersslachtoffers, en steeds meer leefgebieden werden vernietigd.

Op initiatief van Das&Boom heeft de rijksoverheid toen een beschermingsplan opgesteld om de das voor uitsterven te behoeden. Voorlopig lijkt dat gelukt. Das&Boom houdt regelmatig een landelijke 'volkstelling' onder de dassen. Tegenwoordig wonen er weer circa 7000 dassen in Nederland.



Aantallen

Langzaam is de dassenpopulatie in Nederland zich aan het herstellen van het dieptepunt van 1200 dieren in 1980. Gelukkig zal de populatie zich waarschijnlijk verder herstellen, maar dat is lastig te voorspellen. De das is namelijk kwetsbaar door zijn afhankelijkheid van kleinschalige agrarische landschappen, de grote mate van isolering tussen de verschillende populaties, de gevoeligheid voor verstoring en het verkeer. Ook worden nog steeds ondanks de bescherming op papier dassenburchten verstoord en vernield, met dramatische gevolgen voor die plaatselijke groep dassen.



Zoals op het kaartje te zien is, is de verspreiding van de das altijd beperkt gebleven tot bepaalde gebieden. Laaggelegen provincies, zoals bijvoorbeeld Zuid Holland en Zeeland hebben de das niets te bieden. Met name in Oost-Nederland liggen wel geschikte gebieden: Het heuvelachtige mergelland in Zuid-Limburg is een waar eldorado voor dassen. Graften, hellingbossen, taluds van holle wegen en droogdalen zijn ideale locaties om dassenburchten aan te leggen en bieden veel en gevarieerd voedsel.

Stuwwallenlandschappen zijn bij dassen ook zeer in trek. Bekende stuwwallen zijn de heuvelrug tussen Nijmegen en Kleve, de Veluwezoom, de Utrechtse Heuvelrug en het Montferland. Maar ook Gaasterland en bijvoorbeeld de Lochemse Berg behoren tot dit landschapstype. Wanneer er zich bij de voet van de stuwwallen voedselrijke gronden, of op de stuwwal landbouwenclaves bevinden, heeft dit landschap de das veel te bieden.

Oude rivier- en stuifduinen vormen het derde belangrijke landschapstype. Met name langs de Maas treffen we rivierduinen aan, die ook tijdens overstromingen een veilige thuishaven bieden. Extra aantrekkelijk zijn ze door hun strategische ligging in of nabij uiterwaarden. Stuifduinen zijn meestal iets minder gunstig als vestigingsplaats, omdat voedselrijke cultuurgrond er vaak ontbreekt. Voorbeelden van wel bewoonbare stuifduincomplexen zijn de Maasduinen, de Overloonse Duinen en de Drunense Duinen.

Ook het beekdalenlandschap kan een excellent dassenleefgebied bieden. Voorbeelden hiervan zijn gebieden rond de riviertjes de Swalm in Limburg, de Dommel in Noord Brabant, de Aaltense en Groenlosche Slinge in Gelderland en de Twinckelse Beek in Overijssel.

Ten slotte zijn er gebieden, die door de mens geschikt zijn gemaakt voor dassen, door er houtwallen, rabatten, dijken en es-akkers met bijbehorende es-wallen aan te leggen. De dassen benutten daarbij het reliƫf om hun burchten in uit te graven. Ook door het verdrogen van oorspronkelijk natte gebieden kon de dassenpopulatie zich uitbreiden, zoals bijvoorbeeld de Maashorst en de Peel.


realisatie:
ORGANISATIE | ADVIES | HULP | JEUGD